Hieronder vind u de meest gestelde vragen over verkeer, voertuigen en wegen.

Veiligheid en Leefbaarheid

Als u een klacht heeft over de verkeersveiligheid of u herkent een acuut verkeeronveilige situatie, meld het ons via een melding openbare ruimte. Kies in dit formulier voor Wegen en verkeer. In urgente gevallen kunt u ons telefonisch bereiken. Bel (0573) 28 92 22 tijdens kantooruren. Buiten kantooruren kunt u bellen met onze piketdienst (06) 30 79 93 67.

1. In onze straat wordt erg hard gereden. Kan de gemeente hier wat aan doen?

Als de inrichting van de weg uitlokt dat er hoge snelheden worden gereden, onderzoeken we of er snelheidremmende maatregelen kunnen worden genomen.

Als het gaat om een straat in bijvoorbeeld een 30 km/uur zone, kijk dan of het iedere keer om dezelfde weggebruiker gaat die te hard door de straat rijdt. Wanneer het om een bekende gaat, raden wij u aan om vanuit de buurt die persoon daarop aan te spreken. Vraag begrip voor uw zorgen over de verkeersveiligheid, bijvoorbeeld van uw kinderen. Lukt dat niet dan kunt u desnoods de wijkagent inschakelen. Dat geldt ook als het gaat om een onbekende. In dat geval adviseren we u het kenteken te noteren. De politie kan dan nagaan wie het is.

Eventueel kan de gemeente snelheidsmetingen doen om het rijgedrag te controleren. Als werkelijk grote aantallen automobilisten te hard rijden, probeert de gemeente eerst dat gedrag te verbeteren met behulp van een snelheidsdisplay, spandoek, et cetera, waarmee de automobilist op zijn rijsnelheid attent gemaakt wordt. Als dat onvoldoende helpt, zal de politie controleren of zullen er andere snelheidremmende maatregelen genomen moeten worden.

2. Hoe regel ik 'kleine verkeersmaatregelen', zoals verkeersborden en paaltjes?

Als u een verzoek indient om een verkeersmaatregel, dan onderzoeken wat er precies nodig is. Daarbij kijken we naar gevolgen voor veiligheid, doorstroming van verkeer, oversteekbaarheid van (hoofd)wegen en het straatbeeld.

3. Hoe regel ik een drempel in mijn straat?

Drempels worden niet snel op verzoek aangelegd. Bij een verzoek om een drempel zal de gemeente onderzoeken of de straat onveilig is. Dit doen we door klachten en ongelukken te inventariseren. Vervolgens kijken we of een verkeersdrempel de beste oplossing voor het probleem is. Aangezien (veel) drempels hinderlijk zijn voor bijvoorbeeld hulpdiensten, bussen en landbouwverkeer, wordt terughoudend omgegaan met het aanbrengen van nieuwe drempels. Ook is het van belang dat er draagvlak in de omgeving is voor de maatregel. Daarom is het aan te bevelen om een verzoek voor een drempel met uw buurtbewoners te overleggen. Mocht het besluit tot aanleg van een drempel volgen, dan kijkt de gemeente of hiervoor budget aanwezig is. Of eventueel wachten we met de aanleg van de drempel tot de straat wegens andere projecten wordt herbestraat, bijvoorbeeld vanwege rioleringswerkzaamheden.

4. Waarom geldt in de ene straat 30 km/uur en in de andere 50 km/uur?

Er is een verschil tussen gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen:

  • Een gebiedsontsluitingsweg is een weg met gelijkvloerse kruisingen die bedoeld is om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten.
  • Een erftoegangsweg is een lokale weg met gemengd langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden.

Gebiedsontsluitingswegen zijn bedoeld voor een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer en daarom geldt ook een hogere maximumsnelheid dan op de erftoegangswegen. Op de erftoegangswegen krijgt het leef- en woonomgeving de eerste prioriteit en is de auto als het ware 'gast'. Het rijgedrag moet daarop worden aangepast. Daarom geldt daar ook een lagere maximumsnelheid.

5. Waarom worden niet alle wegen binnen de bebouwde kom 30 km/uur-zones?

Niet alle straten kunnen worden opgenomen in de 30 km/uur-zones. Het is noodzakelijk om het vele verkeer op een goede wijze vlot te laten rijden over die straten die daarvoor het meest geschikt zijn. Daarom wordt het verkeer zoveel mogelijk via de ontsluitingswegen geleid, zodat de woonstraten gespaard kunnen worden.

6. Wat is het verschil tussen een straat in een 30 km/uur-zone en een (woon)erf ?

Een 30 km/uur-zone en een woonerf behoren beide tot de zogenaamde erftoegangswegen waar het woon- en leefklimaat belangrijker is dan een vlotte doorstroming van het verkeer. Toch is er een belangrijk verschil. In een 30 km/uur-zone gelden de normale verkeersregels zoals die ook op 50 km/uurstraten gelden, met als enige uitzondering dat de maximumsnelheid op 30 km/uur ligt.

In een woonerf gelden andere verkeersregels. De snelheidslimiet is 'stapvoets', wat in de praktijk neerkomt op maximaal 15 km/uur. Parkeren mag alleen in de aangegeven vakken voorzien van een regel met de letter "P". Voetgangers mogen in een erf van de gehele wegbreedte gebruikmaken.

Een erf wordt aangeduid met het blauwe erfbord; een 30 km/uur-zone wordt aangeduid met het witte zonebord waarin het 30 km/uur-bord is aangebracht. Het erf is een populaire inrichting uit de 70-er jaren, maar tegenwoordig gaat de voorkeur toch uit naar de inrichting van een 30 km/uur-zone.

7. Ik woon in een straat waar een maximumsnelheid geldt van 50 km/uur. Waarom is dit ook nog eens een voorrangsweg?

Voor een goede en vlotte doorstroming van het verkeer is het noodzakelijk dat het verkeer op de ontsluitingswegen zoveel mogelijk voorrang krijgen. Ook kan het zijn dat de weg deel uitmaakt van een busroute, om zodoende de bus vlot door te kunnen laten rijden. Dat is ook belangrijk voor de duidelijkheid en veiligheid van het verkeer. In de 30 km/uur-zones is juist geen voorrangsregeling ingevoerd. Daar geldt in het algemeen dat alle verkeer van rechts voorrang heeft.

8. Waarom is er verschil tussen het snelheidsregime en de inrichting van de wegen?

In de huidige situatie is er verschil tussen de snelheidsregimes en de inrichting van wegen in de voormalige gemeenten Gorssel en Lochem. In een aantal gebieden moet de weginrichting nog worden aangepast. Dit doen we in fases.

9. Het wordt steeds drukker in onze straat, kunnen er geen maatregelen worden genomen?

Het verkeer is de laatste tientallen jaren enorm toegenomen. Zo kan het zijn dat straten die in het verleden rustig waren nu veel verkeer moeten verwerken. Of daartegen maatregelen worden genomen hangt af van de functie van de straat.

Op sommige wegen, de zogenaamde ontsluitingswegen gelden maximum snelheden van 80 km/uur buiten de bebouwde kom en 50 km/uur binnen de bebouwde kom. De ontsluitingswegen zijn bedoeld voor een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer.

Daarnaast zijn er erftoegangswegen, hier geldt een maximum snelheid van 60 km/uur buiten de bebouwde kom en 30 km/uur binnen de bebouwde kom (de bekende 30 km/uur-zones). Een erftoegangsweg is een lokale weg met gemengd langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer.

Het doorgaande verkeer op de ontsluitingswegen willen we zoveel mogelijk weren van de overige straten. Als het aantal voertuigen door sluipverkeer op de overige straten zo hoog is dat de leefbaarheid en veiligheid worden aangetast, moet dat worden tegengegaan met gepaste maatregelen.

Maatregelen in de vorm van eenrichtingsverkeer of afsluiting zijn niet altijd de beste oplossing. Deze kunnen tot gevolg hebben dat het probleem wordt verplaatst naar andere straten en dat is ook weer niet de bedoeling. Van geval tot geval beoordelen we wat de mogelijkheden zijn en welke gevolgen deze kunnen hebben voor de omgeving.

10. Het uitzicht op de kruising is slecht. Kan hier wat aan gedaan worden?

Er is sprake van zichtbelemmering als de begroeiing dicht bij de rand van de rijbaan staat en zo hoog is dat het verkeer (vanuit een voertuig) er niet overheen kan kijken. Staat de begroeiing op ruime afstand van de rijbaan, dan is er de mogelijkheid tot aan het kruispunt rijden en zo zicht te krijgen op het kruisende verkeer. Een verkeerskundige van de gemeente beoordeelt of er sprake is van zicht belemmerende begroeiing. In dat geval is de eigenaar van de beplanting verplicht deze te snoeien of eventueel te verwijderen.

11. Kan de gemeente een verkeersspiegel plaatsen?

De gemeente is terughoudend met het plaatsen van verkeersspiegels. Het vereist een bijzondere vaardigheid 'op zo'n spiegel te rijden'. Bovendien moet de weggebruiker heel goed op de hoogte zijn van de verkeerssituatie en wat hij via de spiegel kan overzien. Een dergelijke spiegel veroorzaakt schijnveiligheid en geeft een vertekend beeld. Afstanden en rijsnelheden zijn moeilijk in te schatten en fietsers worden gemakkelijk over het hoofd gezien, met alle risico's van dien.

12. Kan er geen zebrapad komen? Het is hier moeilijk oversteken.

Als het moeilijk is om een weg over te steken, proberen we eerst of dit verbeterd kan worden met een vluchtheuvel, zodat er in twee keer kan worden overgestoken. De praktijk leert dat automobilisten zich vaak niet aan de geldende voorrangsregeling houden. Als u als voetganger dan denkt veilig te kunnen oversteken, kan dat tot zeer gevaarlijke situaties aanleiding geven. Vooral als vanuit één richting wel wordt gestopt en vanuit de andere richting niet.

13. Wanneer doet de gemeente iets aan een gevaarlijke verkeerssituatie?

Jaarlijks verzamelt de politie alle geregistreerde verkeersongevallen. Aan de hand daarvan wordt beoordeeld of er sprake is van een onveilige verkeerssituatie. Waar dat het geval is, wordt onderzocht of de oorzaak ligt in de vormgeving van de weg of het gedrag van de weggebruiker. Het is lang niet altijd zo dat in een situatie die u gevaarlijk vindt ook werkelijk veel ongevallen gebeuren. Doordat een situatie gevaarlijk lijkt, is men juist extra oplettend. In dergelijke situaties zijn we daarom extra voorzichtig met het nemen van maatregelen, want deze kunnen ook een averechtse werking hebben.

Wanneer blijkt dat er maatregelen nodig zijn, bepalen we wanneer dit gedaan kan worden. Dit is ook afhankelijk van de kosten.

Parkeren

15. Mag je parkeren op groenstroken?

In de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) is vastgelegd dat stoppen of parkeren in parken, plantsoenen, groenstroken en bermen binnen de bebouwde kom niet is toegestaan. Het college van burgemeesters en wethouders kan in bepaalde gevallen ontheffing verlenen en toestaan dat er in het groen kan worden geparkeerd.

16. Mogen er op een parkeerplaats voor elektrische auto's ook gewone auto's parkeren?
Als er bij deze parkeerplaatsen duidelijk vermeld staat dat hij bedoeld is voor elektrische auto's, dan mogen andere auto's hier niet parkeren. Parkeerplaatsen kunnen door middel van onderborden worden gereserveerd voor een bepaald doel.

Landbouwvoertuigen

17. Mogen er landbouwvoertuigen door de stad Lochem rijden?

De stad Lochem is om verkeersveiligheidsredenen geheel gesloten voor landbouwvoertuigen, met uitzondering van de Zutphenseweg, de Barchemseweg, de Hanzeweg en de Kwinkweerd. Als alternatieve route is de Rondweg West opengesteld voor landbouwverkeer. Mocht u voor werkzaamheden of evenementen in de stad Lochem moeten zijn, dan moet u dat melden. Dit kan met formulier Melding landbouwvoertuigen binnen de bebouwde kom.

Schoolomgeving

18. De situatie rond de school is een chaos. Kan de gemeente iets doen?

De verkeerssituatie bij scholen is op haal-/brengmomenten vaak chaotisch. Het duurt vaak maar kort, maar komt twee tot vier keer per dag voor. Veel kinderen worden met de auto gebracht of gehaald terwijl dat niet in alle gevallen noodzakelijk is. Veel scholen stellen regels op over het halen en brengen of houden specifieke acties om te stimuleren dat meer kinderen lopend of op de fiets naar school gaan.

Als gemeente proberen wij de verkeerssituatie rondom scholen zo veilig mogelijk te maken. Net zo belangrijk is de verantwoordelijkheid van de ouders om kinderen een verkeersopvoeding te geven. Daardoor weten ze hoe ze zich moeten gedragen in het verkeer. Door middel van verkeerseducatie en verkeersveiligheidsprojecten op scholen proberen scholen, verkeersouders, Veilig Verkeer Nederland en de gemeente hun steentje bij te dragen. Wanneer het echt noodzakelijk is dan worden de gemeentelijke toezichthouders of de politie ingezet.

Verkeersregels

19. Welke verkeersregels gelden op rotondes binnen en buiten de bebouwde kom?

Over de regels op en rond rotondes bestaan nog vaak misverstanden. Het autoverkeer heeft op de rotonde altijd voorrang, maar voor fietsers geldt iets anders. Ook fietsers hebben binnen de bebouwde kom op de fietspaden rond de rotonde voorrang, maar buiten de bebouwde kom juist niet. Daarover zijn landelijk afspraken gemaakt.

De belangrijkste regels op rotondes zijn:

  • Matig uw snelheid. Een heel belangrijke regel. Omdat er allerlei kruisingen en wisselingen op een klein gebied plaatsvinden, is het van belang dat u het overzicht blijft houden. Dat kan alleen wanneer u de rotonde met een gematigde snelheid berijdt.
  • Zoek als fietser oogcontact met de kruisende automobilist. Neem nooit zomaar voorrang. Voorrang moet je krijgen. Door oogcontact te zoeken kun je vaststellen 'Ben ik wel gezien?' en 'Krijg ik voorrang?'
  • Geef voor het oprijden van de rotonde voorrang aan al het verkeer op de rotonde, voor zover van toepassing. Wees altijd extra voorzichtig met fietsers ook buiten de bebouwde kom. Fietsers willen daar ook nog wel eens onterecht voorrang nemen.
  • Geef als automobilist bij verlaten van de rotonde voorrang aan (brom)fietsers als deze voorrang hebben (en anders hou er altijd rekening mee) en eventueel overstekende voetgangers.
  • Geef met uw richtingsaanwijzer aan wanneer u de rotonde verlaat. U rijdt zonder richting aan te geven de rotonde op en geeft dan met uw richtingaanwijzer voor de afslag die u wilt gebruiken, aan dat u rechtsaf de rotonde wilt verlaten.

20. Hoe herken ik een uitrit?

Een uitrit, bijvoorbeeld de uitgang van een garagebox of benzinestation, herkent u aan een duidelijke uitritconstructie. Kenmerken zijn:

  • een verhoogd, doorlopend trottoir langs de doorgaande weg
  • inritblokken aan beide zijden van de uitrit
  • afwezigheid van bochtbanden.